Wetenschappelijk onderzoek door derden op basis van de werkbaarheidsmonitor

 

  • Durmaz M., S., (2023) De impact van sociaal-demografische variabelen en werkgerelateerde factoren op de verloopintentie bij de zorg- en onderwijssectoren.  Proef ingediend met het oog op het behalen van de graad van Master of Science in Bedrijfskunde Promotor: Filip VAN DROOGENBROECK, Sociale Wetenschappen & Solvay Business School, academiejaar 2022- 2023.
    De onderzoeksvraag luidt als volgt: “In welke sector zorgen de sociaaldemografische en werkgerelateerde factoren voor een hoger verloopintentie? Hoe kunnen eventuele verschillen worden verklaard?”. De resultaten uit dit onderzoek benadrukken de complexiteit van de groeiende verloopproblematiek. Er kan geen significant verband verklaard worden tussen de sectorvariabele en de verloopintentie op basis van de gebruikte dataset. Er dient verder onderzoek uitgevoerd te worden met eventueel specifieke functies binnen deze sectoren en een uitbreiding van de voorspellende variabele.
  • Demir R., (2023). Wat is de relatie tussen werkgerelateerde factoren en de intentie om te werken tot aan het pensioen bij Vlaamse werknemers? Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de sociale wetenschappen. Promotor: Filip VAN DROOGENBROECK, academiejaar 2022-2023.
    Dit onderzoek werd uitgevoerd om te achterhalen wat de relatie is tussen acht werkgerelateerde factoren (werkstress, lichamelijke belasting, psychologische vermoeidheid, taakvariatie, autonomie, leermogelijkheden, motivatie en interpersoonlijke werkrelaties met leidinggevenden) en het voornemen van Vlaamse werknemers om de arbeidsmarkt te verlaten vooraleer ze de wettelijke pensioenleeftijd bereikt hebben. Om een antwoord te kunnen geven op de vraag “Wat is de relatie tussen werkgerelateerde factoren en de intentie om te werken tot aan het pensioen bij Vlaamse werknemers?” werd er een hiërarchische multivariate logistische regressieanalyse uitgevoerd op data uit de werkbaarheidsmonitor van 2019 (SERV, 2019). Er werd een significante relatie gevonden tussen de acht werkgerelateerde factoren en het voornemen van Vlaamse personeelsleden om de arbeidsmarkt vroegtijdig te verlaten.
  • Dhondt S., Eekhout I., Kraan K., Goudswaard A., Zoomer T., (2023). Helpen automatiseringskansen om de toekomst van banen te voorspellen. Tijdschrift voor arbeidsvraagstukken, 39.1 (2023) 91-106. https///DOI.ORG/10.5117/TVA2023.1.008.DHON.
    In deze bijdrage wordt een methode ontwikkeld om de automatiseringskans van beroepen af te leiden uit de huidige taaksamenstelling. De bedoeling is hiermee te voorspellen welke beroepen op termijn door de technologie zullen groeien of verdwijnen. De conclusie is dat de methodiek slechts een beperkte voorspellende kracht heeft en dat vooral onderzoek nodig is naar de toekomst van organisatievormen omdat die bepalen hoe taken over de verschillende functies worden verdeeld.
  • Bussche S., (2022). Werk in de 21ste eeuw Onderzoek naar het ontstaan van burn-out bij de Vlaamse beroepsbevolking Antwerpen: UA. Masterproef Master in de sociologie U.A.Promotor Prof. dr. B. Cantillon Medebeoordelaar Prof. dr. S. Marchal.
    Dit onderzoek tracht het proces van energie-uitputting uit het JD-R model verder in kaart te brengen door de impact van werkdruk, emotionele belasting, wekelijkse arbeidsduur en werk-privé balans op het ontstaan van psychische vermoeidheid onder meer via pad-analyse te onderzoeken.  De resultaten wijzen uit dat een slechte werk-privé balans het sterkst samenhangt met een problematische psychische vermoeidheid. Ook de werkeisen hebben een impact op de psychische vermoeidheid. Een langere wekelijkse arbeidsduur heeft een indirect effect (via hogere werkdruk en slechtere werk-privébalans) op psychische vermoeidheid. Autonomie kan leiden tot overwerk en werkintensivering en zo de schadelijke effecten van jobdemands op de gezondheid ook kan verergeren in plaats van bufferen.
  • De Vos A., Welzijn op het werk: onderzoek naar de relatie tussen pesten op het werk en werkbaarheid. Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Sociaal-Economische Wetenschappen, Universiteit Antwerpen, Prof. Dr. Erik Henderickx en Prof. Dr. Kim De Meulenaere.
    In dit onderzoek binnen de context van welzijn op het werk wordt gefocust op de relatie tussen beide actuele variabelen, pesten op het werk en werkbaarheid. Na een uitgebreide ‘state-of-the-art’ van deze moeilijk te definiëren concepten, wordt een logistische regressie uitgevoerd om de vraag te beantwoorden: “Wat is het effect van gepest worden op het werk op de kans van het ervaren (= perceptie) van een werkbare job?”. In essentie toont dit onderzoek aan dat er een negatief effect blijkt te bestaan van gepest worden op het werk op de kans van het ervaren van een werkbare job.
  • Ducatteeuw J., De effecten van COVID-19 op het professioneel welzijn van leerkrachten een vergelijking tussen de periode voor en tijdens COVID-19, Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad Master in de handelswetenschappen, personeels- en organisatiemanagement, Universiteit Gent, Prof. Dr E. Verhofstadt, academiejaar 2021-2022
    Onderzoek naar de invloed is van Covid-19 op het welzijn van leerkrachten uit het kleuter, basis en secundair onderwijs. Welzijn wordt geconcretiseerd aan de hand van jobtevredenheid, werkstress, welbevinden in het werk, leermogelijkheden en werk-privébalans. De risicofactoren zijn werkdruk, emotionele belasting, taakvariatie, autonomie, relatie met de directie en de collega’s. Daarnaast werd ook de invloed van socio-economische variabelen en jobkenmerken op deze voorspellers. Werkstress/werkdruk/emotionele belasting/werk-privécombinatie worden negatief beïnvloed door Covid-19. Voor de relatie met de collega’s is de invloed van covid positief.
  • De Jongh A., Welke mechanismen hebben een invloed op het pensioengedrag van Vlaamse werknemers? Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad Master in de Sociaal-Economische Wetenschappen, Universiteit Antwerpen, Prof. Dr Erik Henderickx, academiejaar 2020-2021.
    Onderzoek naar de invloed van macro-, meso en microfactoren op de haalbaarheid van het pensioen. Uit de resultaten blijkt dat werknemers uit de secundaire sector de helft meer kans hebben om het pensioen haalbaar in te schatten in vergelijking met werknemers uit de quartaire sector. Werkstress, motivatieproblemen, leerdeficit en werk-privéconflict hebben een negatieve invloed op de haalbaarheid van het pensioen. Daarnaast is het effect van werkbaarheid voor mannen groter. Werknemers met autonomie schatten de haalbaarheid van hun pensioen lager in.
  • Van den Broeck D., Een analyse over de werkbaarheid in de Vlaamse platformeconomie. Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad Master in de Sociaal-Economische Wetenschappen. Universiteit Antwerpen, Prof. dr. Erik Henderickx, academiejaar 2019-2020.
    De relatief nieuwe en steeds groeiende platformeconomie brengt verschillende opportuniteiten en uitdagingen met zich mee. Zo leidde het bijvoorbeeld tot vele transformaties op de arbeidsmarkt. Uit de literatuurstudie wordt duidelijk welke determinanten een impact hebben op werkbaar werk en wat de mogelijke oorzaken zijn. Dit wordt via een analyse van de werkbaarheidsmonitor in kaart gebracht. Deze resultaten worden nadien geïllustreerd aan de hand van enkele getuigenissen uit het werkveld. Dit onderzoek toont aan dat meer dan de helft van de Vlaamse platformwerkers werkbaar werk ervaart. Vooral de psychische vermoeidheid en de werk-privé balans blijken belangrijke aspecten om van werkbaar platformwerk te spreken. De oorzaken van de arbeidssituatie die aan de basis hiervan liggen zijn werkdruk en emotionele belasting. Ook het stimuleren van meer autonomie of flexibiliteit is van belang. De fysieke arbeidsomstandigheden blijken slechts een beperkte rol te spelen.
  • Van Breda E., Kan de autonomie de werkdruk compenseren en de werkstress verlagen bij werknemers in Vlaanderen? Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master in de Sociaal-Economische wetenschappen, Universiteit Antwerpen, Prof. Dr. Ive Marx, academiejaar 2017-2018.
    Deze masterproef bekijkt twee stressoren die werkstress bepalen, namelijk werkdruk en autonomie. Er wordt gepoogd na te gaan of de autonomie de werkdruk bij de werknemer kan compenseren en zo de werkstress kan verminderen.Uit de resultaten blijkt dat dit resultaat niet significant is. Hierdoor kan er geen uitspraak gedaan worden over een mogelijke interactie-effect tussen de twee variabelen. Het belang van een goede autonomie en een goede werkdruk wordt wel aangetoond.
  • Van Mechelen A., Deel van het probleem of deel van de oplossing? Een onderzoek naar de werkbaarheid van de jobs van telewerkers in Vlaanderen: de impact van telewerken op de work-life balance. Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Sociaal-Economische Wetenschappen. Universiteit Antwerpen, Prof. Dr. Marx Ive Medebeoordelaar, academiejaar 2017-2018.
    Uit de resultaten blijkt dat telewerk een significante negatieve invloed heeft op de work-life balance. Verder blijken voornamelijk de onderzochte jobkenmerken – autonomie en overwerk – van belang te zijn voor de werk-privé balans van telewerkers. Van de demografische persoonskenmerken is enkel de directe invloed van kinderen op de werk-privé balans significant. Tenslotte wijzen de resultaten er op dat de invloed van telewerk op de werk-privé balans niet significant verschilt naargelang de demografische karakteristieken van de werknemer (met uitzondering van een minder sterk negatief effect van telewerk op de werk-privé balans van personen jonger dan 29 jaar).
  • Borghgraef A., Een onderzoek naar het gewicht van jobkenmerken en persoonsgebonden factoren in de beoordeling van werkstress, Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master in de sociaal-economische wetenschappen, Universiteit Antwerpen, Prof. Dr. Ive Marx, academiejaar 2017-2018.
    Dit onderzoek tracht na te gaan in welke mate werkstress als werkbaarheidsindicator wordt bepaald door werkgerelateerde kenmerken dan wel persoonsgebonden factoren. Meer bepaald wordt een onderscheid gemaakt tussen de jobkenmerken ‘autonomie’, ‘werkdruk’ en ‘leermogelijkheden’ en de persoonskenmerken ‘geslacht’, ‘leeftijd’ en ‘gezinssituatie’. Daarnaast onderzoeken wordt met behulp van interactie-effecten nagegaan of het effect van bepaalde jobkenmerken op werkstress verschilt naargelang het geslacht, de leeftijd of de gezinssituatie van werknemers.
    De resultaten wijzen uit dat een hoge mate van autonomie en leermogelijkheden in het werk aanleiding geven tot een lager stressniveau, terwijl een hogere werkdruk zorgt voor een toename van werkstress. Met betrekking tot de persoonskenmerken wordt geconstateerd dat een hoger niveau van werkstress optreedt bij vrouwen en bij jonge werknemers. Voor gezinssituatie kan echter geen significant effect vastgesteld worden. Daarnaast tonen we ook enkele interactie-effecten aan tussen de onderzochte jobkenmerken en persoonskenmerken. Ten slotte wordt geconstateerd dat jobkenmerken een groter gewicht kennen dan de persoonskenmerken in de beoordeling van werkstress. Bovendien treedt de ervaren werkdruk op als de meest krachtige voorspeller van stress op het werk.
  • Verckist D., Hogere werkbereidheid bij 50+ werknemers op de Vlaamse arbeidsmarkt, een toepassing van het ‘Motivation-Ability-Opportunity’ model op de vervroegde uittredekwestie, Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master in de sociaal economische wetenschappen, Universiteit Antwerpen, Prof. Dr. Ive Marx.
    Terwijl de literatuur zich vooral toelicht op een opsomming van factoren die de uittredingsintentie beïnvloeden, blijkt de arbeidsmarktpositie van deze 50-plussers complexer dan dat. Ze moeten willen, maar ook kunnen en mogen werken. Om deze complexiteit aan de hand van de drie grote kwesties voor te stellen, wordt gesteund op het ‘Motivation-Ability-Opportunity’ model van Thøgersen (1994). Door theorieën en concepten te koppelen aan de drie componenten van dit model, kan worden gepeild naar de beslissende factoren in de uittredingsbeslissing van oudere werknemers. Uit de resultaten blijkt dat zowel variabelen voor ‘motivatie’, ‘bekwaamheid’ als ‘kans’ een significante rol spelen voor de werkbereidheid van 50-plussers. Aangepast werk zou vooral kunnen bijdragen tot die werkbereidheid bij elementen van ‘motivatie’ en ‘kans’.
  • van Cant L., ‘werkbaar werk’ als redmiddel tegen vervroegde uittreding? Een onderzoek naar het verband tussen de vier werkbaarheidsindicatoren en pensioenintenties bij 50-plussers op de Vlaamse arbeidsmarkt. Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master in de sociale economische wetenschappen, Universiteit Antwerpen, Prof. Dr. Ive Marx, academiejaar 2015-2016.
    De indicatoren ‘werkstress’ en ‘welbevinden in het werk’ kwamen als krachtigste voorspellers van de pensioenintenties van 50-plussers naar voor. De onderzoeksresultaten maken echter op verschillende manieren duidelijk dat naast een lage werkstress en een hoog welbevinden in het werk, ook een optimale WLB en voldoende leeropportuniteiten de bereidheid van ouderen tot langer werken verhogen. Dit voornamelijk omdat ‘WLB’ enerzijds en ‘leeropportuniteiten’ anderzijds, een heel belangrijke invloed hebben op respectievelijk ‘werkstress’ en ‘welbevinden in het werk’. Er bleken echter weinig uitgesproken risicogroepen te bestaan die een versterkte aandacht verdienen van beleidsmakers.
  • Lenssen J., Flexibel werken en work-life balance?. Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master in sociaal werk, Universiteit Antwerpen, Prof. Dr. Erik Henderickx, academiejaar 2013-2014.
    Deze masterscriptie beoogt antwoord te geven op volgende wetenschappelijke onderzoeksvragen: Welke demografische factoren, zoals geslacht, leeftijd en opleidingsniveau, hebben een invloed op het bereiken van een evenwichtige balans tussen arbeid en gezin bij deeltijds werkenden?  Welke gezinskenmerken hebben een invloed op het bereiken van een evenwichtige balans tussen arbeid en gezin bij deeltijds werkenden? Welke werk/arbeidskenmerken hebben invloed op het wel/niet bereiken van een evenwichtige balans tussen arbeid en gezin bij deeltijds werkenden?
  • Janssens L., Kwaliteit van werk bij jonge Vlaamse werknemers: effect van de economische crisis? Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad Master of Science in de Algemene Economie, Prof. Elsy Verhofstadt, academiejaar 2013-2014.
    Kwaliteit van de arbeid werd in deze masterproef multidimensioneel benaderd. 12 dimensies van de kwaliteit van de arbeid werden meegenomen en voor deel-analyses gereduceerd tot 4 factoren: jobinsecurity, workload, human environment en work environment. Uit de resultaten blijkt dat de leeftijd bepalend is voor de kwaliteit van de arbeid. Afhankelijk van de onderzochte dimensie scoren jongeren beter of slechter dan hun oudere collega’s. Een diepere analyse, op het niveau van de jonge werknemer, leert dat, met uitzondering van geslacht en opleidingsniveau, niet alle persoonlijke en werkgerelateerde kenmerken verklarend zijn voor elk van de vier factoren. Ten slotte blijkt dat de huidige economische crisis impact heeft op de kwaliteit van de arbeid. Opmerkelijk is dat de tweede periode van de crisis (2010-2013) geen extra impact heeft op de kwaliteit van de arbeid bij jongeren ten opzichte van de eerste periode van de crisis (2007-2010).
  • Poels A., Het conflict tussen werk en privé bij alleenstaande ouders, Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Sociaal- Economische wetenschappen, Promotor Prof. Dr. E. Henderickx, academiejaar 2012-2013, Universiteit Antwerpen.
    Het doel van deze masterproef is na te gaan welke factoren leiden tot een problematische werk-privébalans bij aanstaande ouders. Naast een literatuurstudie worden een aantal hypotheses getest aan de hand van de werkbaarheidsmonitor. Uit de empirische analyse blijkt vooral het opleidingsniveau en de ervaren werkdruk een significant impact te hebben op de werk-privébalans van alleenstaande ouders.
  • Van Hoeymissen L., De work-life balance: wat zijn de determinanten en is er een genderverschil? Een onderzoek bij Vlaamse mannen en vrouwen, Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad Sociaal Economische Wetenschappen Universiteit Antwerpen Promotor Prof. Dr. E. Henderickx, academiejaar 2012-2013.
    Aan de hand van multinomiale logistische regressies wordt nagegaan wat het effect is van individuele-, gezinsgerelateerde- en werkgerelateerde kenmerken op de work-life balance. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat vrouwen een significant kleinere kans hebben op een niet-problematische work-life balance in vergelijking met mannen. Verder wordt vastgesteld dat ook het aantal arbeidsuren, regelmogelijkheden, overuren en werkregime belangrijke factoren zijn.
  • Workload Work-to-Family Conflict and Health: Gender Differences and the Influence of Private Life Context/ Marc J. P. M. van Veldhoven? and Susanne E. Beijer, Universiteit Tilburg. – In: Journal of Social Issues, Vol. 68, No. 4, 2012, pp. 665--683.
    Via een  multiple-group analysis (SEM) wordt nagegaan of voor de werk-privé-balans de familiale situatie (kinderen, partners) een rol speelt. De analyse toont aan dat vrouwen enkel een hoger werk-privé conflict rapporteren indien wanneer het gaat om tweeverdieners (met of zonder kinderen) of over gezinnen met kinderen én met één inkomen. Het onderzoek suggereert voor het toekomstig beleidsonderzoek rond duurzame carrièremogelijkheden meer aandacht voor specifieke subgroepen.
  • De Work-Life Balance van Vlaamse topmanagers / Sofie Vandecasteele. 2012. Masterproef Sociaal Economische Wetenschappen, promotor Prof. Dr. Erik Henderickx.
    De probleemstelling van deze scriptie luidt : ‘hoe typeert zich de Work-life balance van hogere beroepsprofielen (kader- en directieleden) in Vlaanderen?’   De masterproef bestaat naast een kwantitatief deel ook uit een kwalitatief deel. Daarin wordt nagegaan hoe tien Vlaamse topmanagers het werk-privébeleid in hun onderneming ervaren.
  • Welke variabelen kunnen 55 plussers aan het werk houden? Binnen de context van de beoogde 74% werkzaamheidsgraad / Julie Vinck. 2012. Masterproef Sociaal Economische Wetenschappen, promotor Prof. Dr. Erik Henderickx.
    Met behulp van de padanalyse wordt het Job Demands-Resources model getest om zo de impact van de verschillende werkeisen en hulpbronnen na te gaan op het ingeschatte doorwerkvermogen. Er worden resultaten gevonden van een energie-uitputtend proces en een motivationeel proces waarbij respectievelijk werkeisen en hulpbronnen via psychische vermoeidheid en werkplezier een impact hebben op het ingeschatte werkvermogen.
  • Kansen in werk en ondernemerschap, (2011) Van Laer Koen, Prof. Dr. Verbruggen Marijke, Prof. Dr. Janssens Maddy.
    Een onderzoek in opdracht van de Vlaamse minister bevoegd voor Werk, in het kader van het VIONA-onderzoeksprogramma.
    Dit project brengt in kaart welke groepen (personen met een arbeidshandicap, ouderen, kort- en middengeschoolden, vrouwen...) op de Vlaamse arbeidsmarkt minder kansen ervaren in werk (loondienst en ondernemerschap).
  • Frins W., Van Ruysseveldt J. & Syroit J., Doorwerken tot aan het pensioen? Samenhang tussen werkkenmerken en het ingeschatte doorwerkvermogen. – In : Gedrag & Organisatie 2011 (24), 393-411. 
    In deze studie wordt onderzocht of, uitgaande van het Job Demands-Resources (JD-R) model, de werkkenmerken, de werkdruk, emotionele en fysieke eisen, complexiteit, leermogelijkheden, autonomie en relatie met de leidinggevende verbanden hebben met iemands eigen verwachting zijn werk tot aan de pensioenleeftijd te kunnen continueren. Deze studie levert een aantal nieuwe theoretische en praktische inzichten op. Zo bleek er een samenhang tussen werkdruk, emotionele en fysieke eisen, leermogelijkheden en autonomie enerzijds en iemands verwachting om door te kunnen blijven werken tot aan het pensioen.
  • Werkplekleren, energie-uitputting en psychische vermoeidheid / Van Ruysseveldt Joris. – In: Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken 26 (2010)1. - pp. 42-58.
    Het doel van het onderzoek is een padmodel voor een dieper inzicht in de psychische vermoeidheid te toetsen op de data van de Vlaamse werkbaarheidsmonitor. Vernieuwend aan het model is dat er naast de aandacht voor werkplekkenmerken ook oog is voor het proces van werkplekleren waarbij taakuitvoerders in hun werk mogelijkheden krijgen om hun beschikbare competenties te benutten en door ervaring nieuwe te verwerven.
  • The Role of Work-home Interference and Workplace Learning in the Energy-depletion Process / Van Ruysseveldt Joris, Proost Karin, Verboon Peter. - In: Management revue 22 (2010) 2. – pp.151-169.
    In dit onderzoek wordt nagegaan in welke mate leermogelijkheden en werk-thuis-interferentie een mediërende rol spelen. Voor werk-thuis-interferentie wordt meer specifiek nagegaan in hoeverre ze een rol speelt in de relatie tussen werkdruk/emotionele belasting en werkstress. Voor leermogelijkheden wordt het mediërend effect bekeken in de relatie autonomie/taakvariatie en werkstress.
  • Een onderzoek naar de gevolgen van precaire arbeid op de gezondheid van werknemers / Elke Schets. 2010. Masterproef sociologie, promotor Katia Levecque.
    In deze masterproef wordt een relatie gelegd tussen werkonzekerheid en gezondheid, meer bepaald met musculoskeletale aandoeningen, gemedieerd door de klassieke dimensies van het J-D-C model uitgebreid met het aspect 'fysieke eisen'. Via een meervoudige regressie wordt aangetoond dat individuen die onzeker zijn over hun job meer stress ervaren en meer musculoskeletale aandoeningen rapporteren. Daarnaast neemt de invloed van de fysieke werklast op de musculoskeletale aandoeningen in beperkte mate toe naarmate de leeftijd van de respondent toeneemt.
  • De ongekende samenleving: schattingen en inzichten over irreguliere migranten en economische schaduwactiviteiten/ Adriaenssens, S., Van Meeteren, M., Pacolet, J., Wispelaers, F., Hendrickx, J., Engbersen, G. – In:  De sociale staat van Vlaanderen 2009, Studiedienst van de Vlaamse regering, 2009. – pp. 335-361.
    In deze bijdrage wordt ondermeer de sociale werkelijkheid van informeel werk beschreven voor de huishoudelijke helpers. De resultaten van een onderzoek naar kwaliteit van de arbeid voor huishoudelijke helpers worden vergeleken met de resultaten van de werkbaarheidsmonitor.
    www.vlaanderen.be/svr
  • Wat met werkplekleren?/ Van Ruysseveldt, Joris, Taverniers, John. – In: Over. Werk Tijdschrift van het Steunpunt WSE  19 (2009) 2. –pp. 116-121.
    Dit artikel gaat na of  werkplekleren – of leren in, door, en tijdens het werk – sowieso goed is voor iedere werknemer. Er wordt gekeken naar de relatie met arbeidstevredenheid en het belang van de controle over het leerproces en de interactie met werkdruk. Op basis van de bevindingen wordt een antwoord geformuleerd vanuit het perspectief van de ‘educatie-job fit’, of de match tussen educatie en vereiste competenties voor de functie.
  • De voorspelling van werkstress in Nederland en Vlaanderen/ Van Ruysseveldt Joris, Taverniers John en Smulders Peter. – In: Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken 25 (2009) 1. - pp. 97-109.
    Deze publicatie past een onderzoeksmodel ter verklaring van werkstress, gebaseerd op het Job Demands-Resources (JD-R) model, toe op vier omvangrijke steekproeven uit de Nederlandse (2002 en 2004) en Vlaamse (2004 en 2007)beroepsbevolking. Het doel is om – aan de hand van de vergelijking van de analyseresultaten op de vier datasets – te bepalen in welke mate de gevonden hoofd- en interactie-effecten contextonafhankelijk zijn en dus generaliseerbaar over meetjaar en gebied.
  • Onderzoeksnotitie: Te laag opgeleiden en hun (on)welzijn in werk/ Van Ruysseveldt Joris, Taveniers John. - In: Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken 25 (2009) 4. - pp. 394-404.
    In een verkennende studie wordt de werksituatie van te laag opgeleiden voor het werk dat men doet vergeleken met die van de juist en de te hoog opgeleiden. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van het ‘person-environment’ (P-E) fitmodel en het ‘job demands-resources’ (JD-R) model.
  • Work-related Health Complaints in a Post-Fordist Labour Force, a sociology of work-related socio-economic health inequalities/ Vanroelen Christophe. - Vrije Universiteit Brussel, Juni 2009. – 384p.
    Verklaring van de social-economische gezondheidsverschillen op basis van de identificatie van sociaal ongelijk verdeelde risicofactoren. Hierin worden de fundamentele sociale oorzaken onderscheiden van de economisch, culturele en sociale middelen die in wezen neutraal staan tegenover sociale ongelijkheid in gezondheid. De bedoeling is door het zorgvuldig conceptualiseren van de sociale variabelen door te dringen tot de oorzaken die aan de basis liggen van sociale gezondheidsverschillen.
  • The structuring of occupational stressors in a Post-Fordist work environment: moving beyond traditional accounts of demand, control and support/ Vanroelen Christophe Levecque Katia, Moors Guy, Gadeyne Sylvie, Louckx Fred . – In: Social Science & Medicine. 68 (2009) 6. – pp. 1082-1090.
    In dit onderzoek worden de traditionele componenten van het Demand–Control–Support-Model uitgebreid met een aantal variabelen als vermoeidheid, gezondheidsklachten, emotionele en fysieke belasting, arbeidstijd.  Hiertoe worden loglineaire technieken gebruikt : logit modelling, latent class analysis and Modified LISREL-modelling.
  • Psychosocial working conditions and self-reported health in a representative sample of wage-earners: a test of the different hypotheses of the Demand-Control-Support-Model/ Vanroelen Christophe, Levecque Katia, Louckx Fred. – In: International Archives of Occupational and environmental Health,. 82 (2009) 3. – pp. 392-342.
    Dit onderzoek test een aantal hypotheses van het demand–control–support–model (DCS-model) zoals het belang van werkdruk, autonomie, afwisseling, sociale ondersteuning en leermogelijkheden evenals een aantal interactie-effecten voor vermoeidheid, gezondheidsklachten en welbevinden.
  • Analyse van de psychosociale arbeidsbelasting België: samenvatting van 10 jaar onderzoek op basis van de DIOVA-databank/ Vets Carissa,  Notelaers Guy en De Witte Hans. - Onderzoek in opdracht van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, 2009. -144p.
    Deze rapportering komt tegemoet aan de onderzoeksopdracht die werd uitbesteed door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO) betreffende de wetenschappelijke valorisatie van de DiOVA-databank. De onderzoeksopdracht beoogt twee doelstellingen. Ten eerste wenst FOD WASO de DiOVAdatabank publiek toegankelijk te maken. Hiervoor werd een overzichtelijke dataset uitgewerkt (inclusief codeboek), die onderzoekers de mogelijkheid biedt om bijkomende analyses uit te voeren4. Ten tweede diende er een wetenschappelijk rapport opgesteld te worden dat de DiOVA-databank belicht vanuit methodologische en inhoudelijke hoek.
  • Education-Job Fit, Professional Learning Possibilities and Occupational Stress/ Van Ruysseveldt Joris, Taverniers John. - WAOP-conference 2008, Open University, Heerlen. - 25p. 
    Dit artikel gaat het impact na van de fit tussen opleiding en werk en leermogelijkheden op het werk op psychische vermoeidheid en welbevinden op het werk om van daaruit een aantal aanbevelingen te formuleren voor beleidsmaker en het Human Resources management op ondernemingsniveau voor het ondersteunen van levenslang leren.
  • Werkbaar werk voor personen met een handicap/ Velghe Hannes. Gent: UGent, 2008. –Masterproef sociologie, Prof. Dr. P. Bracke. – 82p.
    Er wordt onderzocht of er in welbevinden in het werk significante verschillen zijn tussen personen met een beperking en personen zonder een beperking. Vervolgens wordt getracht de gevonden verschillen te verklaren door verschillen in de dominante arbeidssituatiekenmerken (diens invloed en beleving) en de rol van een beperking in het Job Demand-Control model.
  • Sleutelen aan de werkbaarheid: een oplossing voor het uitstroomprobleem in de bouwsector? Kwantitatieve analyses aan de hand van de databank Vlaamse werkbaarheidsmonitor/  Rosillon Tim. – Leuven. KU faculteit TEW: Prof. Dr. L. Sels, 2007. -102p.
    Met het generatiepact voor ogen focust het onderzoek op de uitstroomproblemen in de bouwsector. Er wordt nagegaan of de verbetering van de werkbaarheid het uitstroomprobleem kan indijken. Meer specifiek wordt onderzocht of hoge werkdruk en belastende arbeidsomstandigheden een invloed hebben op de verloopintentie en of er sprake is van een leeftijdseffect.
  • Werkdruk in Nederland en Vlaanderen vergeleken en verklaard/ van den Bossche, Seth, .J., Smulders, Peter. – In: Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken 22 (2006) 4. - pp. 344-361.
    Vergelijking van het werkdrukniveau in Vlaanderen en Nederland (enquête arbeidsomstandigheden. Welke factoren kunnen het verschil in werkdruk tussen Vlaanderen en Nederland verklaren? In het model werd ondermeer rekening gehouden met demografische kenmerken, factoren als contracttype, arbeidsduur, overwerk, beeldschermwerk, fysiek zware arbeid, bedrijfsgrootte, sector, autonomie, emotionele belasting.
    www.lemma-tijdschriften.nl
  • How to determine cut-off scores regarding psychosocial hazards? A comparison between ROC and LC analysis/ Notelaers Guy,  van Veldhoven Marc, Vermunt Jeroen, De Witte Hans. In : 7th full Conference of the European Academy of Occupational Health Psychology, Dublin 8-10 November 2006, Symposium Methodological challenges in occupational health research.
    Overzicht van de slides gepresenteerd op het symposium ‘methodological challenges in occupational health research’ waarin de resultaten van de techniek van ROC en LC analyse voor het bepalen van  de cutt-off voor psychische vermoeidheid met elkaar worden vergeleken.
  • Psychische vermoeidheid en plezier in het werk bij Vlaamse werknemers, een toepassing van het JD-R-model/ Van Ruysseveldt, Joris. – In: Tijdschrift voor arbeidsvraagstukken 2 (2006) 4. –pp. 328-343.
    Op basis van het Job Demands-Resources (JD-R)-model wordt gezocht naar een verklaring voor verschillen in niveaus van psychische vermoeidheid en plezier in het werk.  Het JD-R-model veronderstelt dat de aanwezigheid van hoge werkeisen in een werksituatie leidt tot spanning en vermoeidheid, en dat de aanwezigheid van voldoende hulpbronnen het welbevinden bevordert.www.lemma-tijdschriften.nl
  • De invloed van psychosociale jobkenmerken op de relatie socio-economische status – gezondheid, case study: Vlaanderen – de werkbaarheidsmonitor/ Ryssaert, Lynn . Scriptie voorgelegd voor het behalen van de graad van Licentiaat in de Sociologie, Prof. Dr. P. Bracke, Universiteit Gent, 2006. – 76p.
    In deze scriptie wordt dieper ingegaan op de relatie sociaal-economisch status (SES-gezondheid) en de psychosociale jobkenmerken. Volgende onderzoeksvragen komen aan bod: welke eigenschappen vertoont de basisrelatie SES-gezondheid? Wordt deze relatie beïnvloed door psychosociale jobkenmerken? Zijn de jobkenmerken gestratificeerd? Hebben de jobkarakteristieken een invloed op de gezondheid?
  • Vergelijking Proxima-data met werkbaarheidsmonitor/ Ver Heyen, Wendy & Vandenbrande Tom. – Leuven:  Hoger instituut voor de arbeid, 2006. – 16p.
    Vergelijking van de resultaten van een bevraging van meer dan 1000 een bevraging van meer dan 1000 verzorgenden in de gezinszorg over de kwaliteit van hun arbeid met de resultaten van de werkbaarheidsmonitor voor de welzijns- en de gezondheidszorg. De bedoeling is te achterhalen voor welke aspecten de kwaliteit van de arbeid van verzorgenden slechter, vergelijkbaar of beter scoort dan de kwaliteit van de arbeid van welzijns- en gezondheidszorgwerkers en van werknemers in het algemeen.
  • Kengetallen of grenswaarden voor psychische vermoeidheid in stressonderzoek. Een vergelijkende studie met de data van de ‘Vlaamse werkbaarheidsmonitor’/ Notelaers, Guy, de Witte Hans, van Veldhoven Marc. – In: Over-werk, tijdschrift van het Steunpunt WSE 15 (2005) 4, pp. 187-193.
    Een vergelijking van de grenswaarden bepaald in de werkbaarheidsmonitor via de techniek van de ‘receiver operating characteristics’ (ROC) met deze bekomen via de techniek van de latente clusteranalyse (LCA).
    www.steunpuntwse.be